Een meisje staat op het dek, knie wat opgetrokken, voet op de reling. Ze staart intens naar de groene oever, terwijl het schip over de Mekong vaart. Een scène uit de film en het boek ‘L’Amant’, die ik nu zelf mag beleven. Of toch bijna. Geen ontmoeting met een minnaar voor mij, al laat ook ik me verleiden…
DOOR SANDRA ROSSEEL
Voor wie L’Amant nog niet gelezen heeft: in de deels autobiografische roman, die later verfilmd werd, vertelt Marguerite Duras over haar jeugd in het toenmalige Indochine, het huidige Vietnam. Als puberend meisje uit een verarmde Franse familie beleeft ze een verboden romance met de 27-jarige zoon van een Chinese magnaat, nadat ze hem op weg naar haar kostschool in Saigon op een veerboot op de Mekong ontmoet. Hoofdpersonage Juliette krijgt af te rekenen met haar eigen familie, de vader van haar minnaar die zijn zoon met een rijke Chinese wil laten trouwen en met de koloniale samenleving, die relaties tussen Europeanen en Chinezen afkeurt. Dat ons schip de Marguerite heet, is dan ook geen toeval, want de schrijfster en het boek duiken geregeld op tijdens onze reis.
Een reis die voor de meeste passagiers in Siem Reap in Cambodja begint, waar onder andere bezoeken aan de beroemde tempels van Angkor op het programma staan. Maar zelf sluit ik pas aan op dag 8 van deze Rivages du Monde- cruise, wanneer de Marguerite in de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh aangemeerd ligt. Daar staat meteen een bezoek aan het Koninklijk Paleis op het programma. Een groot complex vol prachtige paviljoenen en pagodes en dito tuinen, waar de huidige koning nog altijd woont. Die blijkt een stuk ouder te zijn dan zijn foto, die overal in de stad te zien is, doet geloven.
De jongeman op de foto’s blijkt ondertussen al 70 jaar oud te zijn. “Maar mocht je interesse hebben: hij is nog altijd niet getrouwd”, knipoogt onze gids terwijl hij ons wijst op het olifantenpaviljoen, speciaal gebouwd zodat de koninklijke familie vanop het balkon makkelijk de koninklijke olifanten kon bestijgen. Wat verder mogen we door de open deur en vensters de gigantische troonzaal bewonderen en nemen we een kijkje in de Zilveren Pagode, die zijn naam kreeg omwille van de vloer, die met zilvertegels belegd is. In de pagode staat ook een gigantisch boeddhabeeld, dat belegd is met meer dan 2.000 diamanten. De blikvanger van de site is voor mij echter een gigantische muurschildering, gemaakt door monniken die de geschiedenis van het land weergeeft.
Nog meer geschiedenis ontdekken we bij Wat Phnom, de heuvel waarnaar de stad genoemd is. Hier ontdekte Lady Phnom ooit godenbeelden in een boom, aangespoeld vanuit Laos. Ze liet prompt een schrijn bouwen. Ook nu nog staan enkele tempels op de top van de heuvel, al lijken de vele knipperende, en ronddraaiende lampen me een meer recentere toevoeging. Felle kleuren, overdaad én meer dan een vleugje kitsch blijken ook later op deze reis vaste waarden voor heel wat tempels.
De volgende dag staat een vaardagje op het programma, zonder uitstapjes. We varen de grens tussen Cambodja en Vietnam over, en die grenscontroles – waar wij als passagiers niks van merken – kunnen wel enkele uren in beslag nemen. Ideaal om onze jetlag – het tijdsverschil bedraagt 7 uur – te verteren. Al hoeven we ons op de Marguerite geen moment te vervelen: we leren lenterolletjes en soep maken, krijgen te zien hoe de chefs de meest fantastische figuren uit fruit en groenten kerven en volgen een voordracht over Vietnam, en dit alles onder het motto: niets moet, alles mag. Ik laat de cursus servetten vouwen dan ook aan me voorbij gaan en kies in de plaats voor een deugddoende massage, gevolgd door een duik in het minizwembadje op het dek. ‘s Avonds staat een traditionele dansvoorstelling op het programma.
PAALWONINGEN
Na al dat geluier is het de volgende dag tijd om echt van Vietnam te proeven. We ruilen de Marguerite in voor kleinere bootjes en varen naar Tan Chau. Hier bezoeken we een eilandje bewoond door boeren. Velden vol mangobomen en peperstruiken, kippen die rondscharrelen tussen de paalwoningen, en visser die zijn netten maakt… Boeiend om te zien hoe de inwoners leven.Overal waar we komen, worden we enthousiast onthaald. De bewoners lachen en zwaaien, en poseren met plezier voor onze foto’s. Daarna zetten we koers naar de meer industriële kant van Tan Chau, waar we een fabriekje bezoeken waar matten uit bamboe en hennep gemaakt worden. We ruilen er onze bootjes in voor fietsriksja’s, die ons naar een zijdefabriek brengen. Boeiend om te zien hoe een zijdecocon van enkele centimeters groot verwerkt kan worden tot de meest prachtige kimono’sen andere zijden hebbedingen. Na ons bezoek aan Tan Chau zet de Marguerite koers naar Sa Dec, dat we de volgende dag bezoeken. Ons schip in koloniale stijl vaart immers enkel overdag, ideaal om op het dek te genieten van de omgeving. In Sa Dec komt Marguerite Duras opnieuw op de proppen.
De Franse schrijfster bracht hier een deel van haar kindertijd door, en hier vasstaat ook ‘het huis van de Chinees’ dat in de film te zien is. Maar eerst bezoeken we de lokale markt. En die is duidelijk populair: het is een drukte van jewelste, waarbij volgeladen brommertjes tussen de vele kraampjes en marktbezoekers slalommen. Van groenten en fruit over allerlei soorten vis en vlees tot eendenkuikentjes en kikkers. We komen ogen te kort. Het huis van de Chinees is dan weer een teleurstelling: de woning – met prachtige ingelegde deuren – is duidelijk vervallen, en het museum in de woning is niet te bezoeken wegens ‘te gevaarlijk’. We sluiten ons bezoek aan Sa Dec af met een bezoekje aan de Kien An Cung-pagode en een caodaistische tempel, een in het zuiden van Vietnam populaire religie die alle mogelijke religies combineert.
Na nog wat varen komen we aan in Cai Be, waar we een gotische kathedraal bewonderen en een fabriekje bezoeken dat op een traditionele manier rijstpapier en snoepjes maakt. Boeiend om te zien, al heb ik een vermoeden dat de demonstraties vooral bedoeld zijn om toeristen te lokken.
MILJOENEN BROMMERTJES
We varen verder op de Mekong, de 4.909 km lange rivier die in Tibet ontspringt en via China, Laos, Thailand, Cambodja en Vietnam naar de Zuid- Chinese Zee stroomt. Ik sta op het dek, knie opgetrokken, voet op de reling en kijk naar de steeds veranderende oever. Stukken groen worden afgewisseld met piepkleine plattelandsdorpjes, ondergelopen velden – het geheim van de supervruchtbare Mekongvallei – met steden en met tempels in alle mogelijke vormen en kleuren. Een landschap dat blijft boeien, en dat smaakt naar meer. Want deze riviercruise is ideaal om van het land te proeven, en geeft vooral goesting om nog meer te ontdekken.
Ik geniet dan ook met volle teugen van onze laatste kilometers op de Mekong. In My Tho ruilen we onze Marguerite in voor een bus die ons naar Saigon voert. Of Ho Chi Minhstad, zoals deze plek officieel heet. De rust van de rivier wordt prompt vervangen door een drukte van jewelste, waarbij miljoenen brommertjes (6 miljoen, weet onze gids, red.) kriskras door elkaar rijden. Onze bus wordt links én rechts voorbijgestoken en doet net hetzelfde… Bumper tegen brommerachterwiel rijden we verder door de grootstad, die uit verschillende districten bestaat. Hier rijden is echt niet voor gevoelige zielen. We zien het internaat uit L’Amant en houden halt bij een Chinese tempel, net om de hoek van de straat waar het hoofdpersonage uit L’Amant haar romantische ontmoetingen met haar Chinees had. We ontdekken de Chinese markt en het prachtige oude postkantoor.
Eenmaal in het hotel, waar we onze laatste nacht doorbrengen, besluiten we te voet de stad in te trekken. We struinen door gezellige buurtjes – inclusief een straat vol boekenwinkeltjes – en leren hoe we zoals echte Vietnamezen de straten vol voorbijrazende brommertjes en auto’s kunnen oversteken: gewoon vertrekken (wij weliswaar met ingehouden adem) en hopen dat alle brommertjes niet op maar langs ons heen rijden… Dit is het echte Vietnam. Een prachtige ontdekking!
Dit artikel verscheen op 3 december 2023 in de krant De Zondag.